Tweede brief van wethouder Han Cohen, nu aan burgemeester Niek Meijer gericht
Tweede brief van wethouder Han Cohen, nu aan burgemeester Niek Meijer gericht Foto: zandvoortsecourant.nl

Tweede brief van wethouder Han Cohen, nu aan burgemeester Niek Meijer gericht

Algemeen


 

In een persoonlijke brief aan burgemeester Niek Meijer maakt Han Cohen het een en ander duidelijk waaruit blijkt dat er bepaalde handelswijzen zijn geweest waaruit blijkt dat ‘integer en zuiver handelen’ niet bepaald hoog staat. Hieronder integraal de brief, die dinsdagmiddag op de Facebookpagina Politiek Café Zandvoort verscheen.

Aan de burgemeester van de gemeente Zandvoort

19-8-2014

Beste Niek,

N.a.v. ons gesprek afgelopen vrijdagochtend d.d. 15 augustus jl. voel ik mij weer in mijn eerdere vermoeden bevestigd dat jij eigenlijk meer problemen hebt met mijn benoeming tot wethouder dan met de werkzaamheid van mijn dochter (waarover je mij steeds komt lastig vallen en ik dat zo langzamerhand als irritant ervaar). Mijn dochter die in ons schuurtje tot niemands onvrede al meer dan 12 jaar lang één à twee dagen in de week schoonheidsbehandelingen geeft. Wat zelfs voor de belastingdienst als dermate klein en weinig van omvang wordt beschouwd dat deze dienst haar bezigheid zelfs niet als een klein bedrijfje beschouwd. 

Onderstaand zet ik maar eens een paar dingen puntsgewijs op een rijtje:

1 Jouw acties tegen mij begonnen toen ik nog kandidaat raadslid was. Ik stond op een verkiesbare plaats op de lijst van OPZ en was toen kandidaat wethouder. Via jou speelde jij toen mijn zienswijze (gedateerd 3 februari 2014) als particulier inzake het bedrijventerrein ingediend gericht aan het college van B en W, buiten mijn medeweten om aan in handen van raadslid Tates. Zoals jij ongetwijfeld verwachtte keerde Tates zich over enkele genoemde ware feiten in mijn zienswijze woedend tot mij. Vervolgens heb ik jou aan de hand van een bewijsstuk kunnen aantonen dat de woede van Tates ten onrechte was. Toen jij mijn zienswijze in handen van Tates deed belanden wist jij uiteraard niet dat ik over dat bewijsstuk beschikte. Toen ik jou dat bewijsstuk toonde (d.d. 16-4-2014) gaf jij daar totaal geen reactie op en ging er met een “grote boog” omheen.

2 Tijdens ons kennismakingsgesprek (ik was toen al raadslid maar nog beoogd wethouder voor OPZ) d.d. 16-4-2014 vroeg je mij tot mijn verbazing hoe ik dacht dat er binnen de ambtelijke organisatie over mijn persoon werd gedacht. Die vraag verraste mij enigszins. Dat was volgens jou nogal negatief hetgeen jij onderstreepte met een aantal kwalificaties die alle erg onvriendelijk bedoeld waren en ik die ook voor een gedeelte daarvan als erg denigrerend heb ervaren. Na enige reflectie hieromtrent heb ik jou per mail d.d.22-4-2014 laten weten hoe ik over jou mededelingen dacht. Jij reageerde hierop per mail d.d. 22-4-2014 dat jij niet de opvattingen binnen het ambtelijke apparaat had weergegeven maar dat het slechts jou persoonlijke opvattingen over mij waren. Deze reactie vond ik eigenlijk nog erger en zeker ongepast, maar heb dat verder maar zo gelaten om niet bij aanvang al direct een gestoorde werkrelatie te hebben.

3 Korte tijd later (vlak voor de bewuste “13e mei raadsvergadering” waarin ik tot wethouder zou worden benoemd) tijdens ons gesprek over integriteit c.q. zuivere besluitvorming wilde jij van alles weten over mij en mijn gezin. Ik vertelde je toen o.m. dat mijn dochter parttime als orthodontist assistente werkzaam is en daarnaast in ons schuurtje in de achtertuin enkele schoonheidsbehandelingen geeft. Jij haakte meteen in op het gebruik van dit schuurtje: onderzocht moest worden of dit gebruik wel was toegestaan volgens de voorschriften. Vervolgens werd de desbetreffende afdeling opdracht gegeven om dit te onderzoeken. Als resultaat van dit “onderzoek” ontving ik in twee etappes het ambtelijk commentaar namelijk memo 1 van 13 mei en later memo 2 als aangepaste versie 6 juni 2014, dat naar mijn beleving nogal politiek gekleurd was. Het belangrijkste punt uit het commentaar van de memo was dat het gebruik van de schuur problematisch was (en daarom moest worden beëindigd). Dit omdat mijn dochter het gebruik van de schuur was blijven voortzetten nadat zij haar ouderlijke woning had verlaten. Op dit commentaar heb ik, niet als wethouder, maar als vader van mijn dochter gereageerd met een notitie per mail aan jou gestuurd d.d. 1-7-2014.

I
n plaats van mijn notitie voor te leggen aan de afdeling die het commentaar had gegeven en waarop mijn notitie betrekking had, stuurde je mijn notitie ogenblikkelijk door naar een jou bekende advocaat, namelijk mr. Binnerts, van het advocatenkantoor dat ook regelmatig door de gemeente wordt ingeschakeld. Dit deed je op eigen gezag buiten het College en in de wetenschap dat met adviezen van een externe advocaat kosten zijn gemoeid. Door deze solo actie weet alleen jij welke taakopdracht aan de heer Binnerts is verstrekt (zie ook mijn mail van 3 juli). Als het hier gaat om een privé actie van jou (en daar lijkt het op want e.e.a. is ook niet geregistreerd in het gemeentelijk systeem), neem ik aan dat de advieskosten van de heer Binnerts ook particulier door jou worden afgewikkeld althans niet voor rekening van de gemeente komen.

In elk geval vind ik jouw handelen in deze slecht in overeenstemming te brengen met “zuivere besluitvorming” als bedoeld in de “gedragscode” voor bestuurders van de gemeente Zandvoort.

4 Vervolgens lichtte jij het presidium in over het gebruik van het schuurtje waarmee jij te kennen gaf dat het om een belangrijke kwestie ging.(zie mijn mail d.d. 18-6-2014)

5 Op gezette tijden bleef jij mij maar aanspreken over het gebruik van het schuurtje. Ook vertelde jij mij dat er, na mijn benoeming tot wethouder, twee klachten waren binnengekomen over dat gebruik. Op mijn vraag van wie die klachten afkomstig waren ging jij tot op heden niet in onder het motto dat daar de tijd nog niet rijp voor was, (zie mijn mails van 10 en 18 6-2014) waar uit tevens blijkt dat jij mij geen antwoord geeft op vragen.

6 Afgelopen vrijdag 15 juli toonde je mij dus een envelop met brief van de heer Binnerts. Anders dan dat ik in mijn notitie had aangegeven en verwijzende naar een uitdrukkelijke uitspraak van de gemeenteraad zoals uit de toelichting van het betreffende bestemmingsplan zou blijken dat de heer Binnerts volgens jou van mening is dat het overgangsrecht op het gebruik van het schuurtje niet van toepassing zou zijn. Waarom de heer Binnerts dat vindt kreeg ik niet van jou te horen. Ik kon zijn relaas op mijn notitie dat hij kennelijk aan jou persoonlijk had gericht en niet aan het College van B en W, pas van jou krijgen als ik zou beloven over de inhoud daarvan met niemand zou sprekenik moest het geheim houden. Blijkbaar wil jij niet dat ik, na raadpleging van mijn adviseur op het relaas van de heer Binnerts een reactie t.b.v. het College zou geven (die waarschijnlijk niet zou stroken met het advies van jouw adviseur).

Omdat ik nog steeds meen dat mijn dochter met het gebruik van het schuurtje al twaalf jaar lang niemand tot last is, niets onwettigs doet en ik niets te verbergen heb, ben ik niet akkoord gegaan met jouw voorwaarde inzake geheimhouding , zodat ik de reactie van de heer Binnerts niet van jou ter inzage kreeg.

Ik kan dus niet aan de indruk ontkomen of ergo constateren dat je niet met open vizier te werk gaat en het er sterk op lijkt dat je een advocaat in de arm hebt genomen om tegen mij(n dochter) in stelling te brengen. Ook bracht je afgelopen vrijdag ter sprake of het relaas van de heer Binnerts wel of niet in het registratiesysteem van de gemeente voor ingekomen post moest worden opgenomen. In mijn mail direct na ons gesprek heb ik je laten weten de keus aan jou over te laten. Ik weet immers ook niet of jij het verzenden van mijn notitie aan de heer Binnerts hebt laten registreren. Ook weet ik niet of de brief/relaas van de heer Binnerts is gericht aan de heer N. Meijer, dus aan jou persoonlijk, of aan het College van B en W. Het lijkt mij dat in het eerste geval het poststuk een (privé) aangelegenheid is tussen jou en de heer Binnerts en dus niet in de gemeentelijke administratie thuis hoort. In het tweede geval, dus als de heer Binnerts zich heeft gericht tot het College van B en W lijkt het mij vanzelfsprekend dat zijn bericht , net als ieder ander ingekomen poststuk, door de betreffende afdeling wordt geregistreerd.

7 Het is opvallend dat de planologisch weinig om het lijf hebbende activiteiten van mijn dochter door jou worden opgeblazen tot een kwestie waarin jij je meent als een terriër als strijder voor integriteit en zuivere besluitvorming te moeten vast bijten. Vergis ik mij deerlijk of gaat het jou hier echt om jouw bezorgdheid over de integriteit van mij als wethouder en het hiermee samenhangende vertrouwen van de burger in het openbaar bestuur dat natuurlijk niet mag worden geschaad.

Een belangrijk leermoment en tevens toetssteen van jouw bezorgdheid m.b.t. integer openbaar bestuur en zuivere besluitvorming waren voor mij jouw (welwillende) opstelling inzake het laten doorgaan van het DTM evenement a.s. 26-28 september, dit met het van te voren zeker wetende feit dat overschrijding van het maximum aantal toegestane geluidsdagen. Immers er stond nog ‘1 geluid dag’ open, was het probleem. Uiteraard vinden alle collegeleden het wenselijk dat het evenement doorgang kan vinden maar de circuitwethouder de heer Kuipers was aanvankelijk wel zeer beducht politieke averij op te lopen om zo maar het aantal wettelijk vastgelegde geluidsdagen te laten overschrijden. In het telefoongesprek met jou hierover d.d. 23 juli jl. (jij belde mij vanuit jouw vakantie adres in Italië) en het telefoongesprek de volgende dag waar ik bij zat, gaf wethouder Kuipers zijn bezorgdheid aan, maar die werd snel door jou direct afgedaan met zoiets als: “bij handhaving speelt ook nuancering een belangrijke rol” en “dat zien we achteraf dan wel”. Ik begreep dat jij direct dezelfde dag dus 24 juli van uit jouw vakantie adres de circuit directie toestemming had gegeven om het DTM-evenement, met een bijna zeker risico van overschrijding van de geluidsdagen, te organiseren. En op mijn vraag: als er anti-circuitpersonen naar de rechter stappen, wat dan? Was jouw antwoord “dat je daar niet zo bang voor was ”dat je daar wel uit komt” en “dat je daar niet echt een probleem in zag”. Overigens: dan zou ik hebben verwacht dat je dit punt direct na thuiskomst van vakantie verder in een (extra) Collegevergadering zou behandelen en uitdiepen om te bezien hoe we hier “in het geval dat” het beste mee om kunnen gaan. Met name ook wat betreft het al dan niet nemen van verantwoordelijkheid en eventuele consequenties van en het feit dat we van te voren eigenlijk wel weten dat de wet overschreden gaat worden.

Niek hierdoor maak je toch wel indringend duidelijk wat jij onder zuivere besluitvorming en integer openbaar bestuur verstaat. Immers jij handelt op deze wijze willens en wetens zonder enige terughoudendheid in strijd met de milieuwetgeving en maakt je daardoor schuldig aan een strafbaar feit! Wat zijn de financiële consequenties voor de gemeente als bv de bestuursrechter het doorgaan van dit evenement alsnog onverhoopt verbiedt? Of als het College achteraf verantwoording moet afleggen? Zou het openbaar bestuur in Zandvoort niet erg geschaad kunnen worden?

Het gemak en de luchtigheid waarmee jij een strafbaar feit wil plegen door opzettelijk en onvoorwaardelijk de milieuwetgeving aan je laars te lappen en de gemeente aan grote financiële risico’s bloot stelt (en het toch al niet zo hoog aanzien van het openbaar bestuur van Zandvoort), maken jouw zorgen om mijn integriteit (gebruik schuurtje door mijn dochter) tot een m.i. ridicule en karikaturale overdrijving en daardoor volstrekt ongeloofwaardig.

Tot zo ver maar groet,

Han Cohen

Vader van Lucienne
Burg. Nawijnlaan 10
Zandvoort